Tekening

Daar was het. Ineens. Het moment dat ik aan mezelf toe moest geven dat het pijn begint te doen. Ik loop het kinderdagverblijf binnen en zie een vrolijke peuter op me afstormen. Heerlijk, die kleine armpjes om me heen. Het lijfje tegen me aan met een liefdevolle begroeting na een dag werken. Het beeld wat ik van het moederschap had. Alles omvat in een moment. “Mam, ik heb wat gemaakt, dat wil ik meenemen. Kom, kijk!” Mijn dochter neemt me op sleeptouw naar de gang. Daar hangen mooie werkjes van alle kinderen. Een huis, met krassen (vast de bedoeling van een mooi interieur) en met poppetjes beplakt. Ons huis telt drie poppetjes. Wij. Zo compleet als dat we zijn met z’n drieën, verenigd in een peuterplakwerkje.

Maar wat doe ik? Ik scan alle andere plakwerkjes en constateer waar ik al bang voor ben. Alle andere huizen tellen meer dan 3 poppetjes. Dat broertje of zusje dat ik mijn dochter zo gun en een tweede kindje dat ik onszelf zo toewens, dat ontbreekt nog in ons huis. Mijn dochter ziet dat natuurlijk niet zo. Ikzelf zag dat ook heel lang niet zo. We zijn gelukkig toch? Zo met z’n drieën? Er zijn mensen die helemaal geen kinderen krijgen. Er zijn mensen met kinderen die ziek zijn. We hebben het zo slecht nog niet. Maar daar op dat moment, in de gang van het kinderdagverblijf, realiseer ik me dat het me raakt. Dat huis met 3 poppetjes. En ik voel de wens. Ik voel de wens zo diep. Ik wil graag meer zijn dan een huis met drie poppetjes. Waar blijft de ooievaar?

Plaats een reactie